Ik was er al heel lang niet meer geweest. Zeker wel vijfentwintig jaar, zo niet dertig.
Dus werd 't wel weer eens tijd. En de tentoonstelling "Frans Hals- Oog in
oog met Rembrandt, Rubens en Titiaan" was daarvoor, in combinatie met een
afspraak in Haarlem, de perfecte aanleiding.
Het 100-jarige Haarlemse Frans Hals Museum is één van die
kleinere musea die een ongekende kwaliteit bieden. Met bijvoorbeeld een rijke
collectie aan 16de en 17de eeuwse schilderkunst
uit en over Haarlem. De lakenhandel had de stad rijk gemaakt. En zoals vaak, de
rijkeren omringden zich graag met kunst. Van Jan van Scorel, Maerten van Heemskerck,
Cornelis van Haarlem in de 16de eeuw. Willem Claesz Heda, Gerard ter Borch, Saenredam
en natuurlijk vooral Haarlemmer Frans Hals (Antwerpen 1582/83-Haarlem 1666) in
de 17de. Zoals schrijver Louis Couperus ooit zei "Zoo ik iets ben , ben ik
een Hagenaar", zo zou je van Frans Hals kunnen zeggen "zo hij iets
was, was hij een Haarlemmer". Dat bleek wel toen de grote portretschilder Anthony
van Dyck, hofschilder van de Engelse koning Karel I, hem in 1632 probeerde over
te halen ook naar Londen te komen. Hij weigerde. Hals was voor Haarlem zelfs zo
belangrijk dat hij in de laatste periode van zijn leven jaarlijks een lading turf
en een soort pensioen kreeg. Maar hij
was dan ook een wijd en zijd beroemd kunstenaar die van jongs af aan als één
van de weinigen de zogenaamde "ruwe" stijl van schilderen tot in de
perfectie beheerste. Zoals ook Rembrandt dat op latere leeftijd deed.
Met je neus bovenop schilderijen als "Lachende
jongen" en "Pekelharing" kun je dat heel goed zien. Probeer
maar
eens met zo'n ruwe toets de lach in een gezicht te vangen. Kunstboeken uit die
tijd beschrijven hoe moeilijk dat was.
Maar Hals deed 't moeiteloos. "Pekelharing", destijds de benaming
voor een kannekijker oftewel drinkebroer, hing waarschijnlijk in een bekende
Haarlemse kunstenaarskroeg die ook door Frans werd gefrequenteerd. Blijkbaar
was hij daarbij niet altijd consequent in het betalen, gezien een proces dat
door de kroegeigenaren eens tegen hem werd aangespannen. Maar hij deed er vast
ook heel veel gratis inspiratie op voor dit soort genrestukken die toen heel
populair waren.
Net zoals trouwens de schutterstukken. We kennen
natuurlijk allemaal "De Nachtwacht" als het ultieme voorbeeld. Maar Hals
kon er ook wat van.
In de grote zaal van het museum hangen er vijf van hem. Dat
is so wie so al imposant, maar ze zijn ook heerlijk los geschilderd. Deze schilderijen
werden in opdracht gemaakt als na een aantal jaren de stadsbeveiliging, de
schutters, plaats moest maken voor een nieuwe groep. Dat werd dan gevierd met
een grootse maaltijd die blijkbaar nog wel eens behoorlijk kon uitlopen. Maximaal
vier dagen was toegestaan! Zo staat dat
ten minste In een stadsverordening uit 1633. Voldoende tijd dus om een goed beeld
te krijgen van die burgers en ze daarna levendig te kunnen schilderen. Beslist
de moeite waard, die tentoonstelling. Nog tot einde juli. Tot volgende week.
TOOS
Geen opmerkingen:
Een reactie posten