dinsdag 30 juni 2020

Dance macabre van de vrouwelijke surrealisten


deel van de expositie 'De Tranen van Eros'

Vorige week noemde ik ze al even vanwege de expositie 'De Tranen van Eros' in het Centraal Museum te Utrecht. Salvador Dalí, Max Ernst, René Magritte. Welke kunstliefhebber kent ze niet. Overal ter wereld kom je ze tegen als de grote surrealisten. Juan Miró, Yves Tanguy,  Paul Delvaux en Man Ray kun je er trouwens ook makkelijk aan toevoegen. Allemaal doken ze wel op in mijn academie-studieboeken. Maar vrouwelijke kunstenaars als Leonora Carrington, Leonor Fini, Dorothea Tanning, Dora Maar, Lee Miller, Meret Oppenheim en Eileen Agar? Wie zei je? Nou, die dus! Ooit van gehoord? Die kans was tot voor enkele jaren niet echt groot. Frida Kahlo vergeet ik dan maar even.
 Leonora Carrington, Assurbanipal Abluting Harpies (1958),
Centraal Museum, Utrecht

Lang namelijk zijn ze weggestopt geweest in de surrealistische kunstwereld waar mannen de grote trom roerden. Met als aanvoerder André Breton. Dichter, schrijver  en vanaf 1924 theoreticus achter de denkwereld van het surrealisme. En dat terwijl juist de vrouw door de surrealisten op een hoog voetstuk werd geplaatst. Maar dan niet als kunstenaar. Want de Gelijkheid uit het Franse credo 'Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap' ging daar in Parijs blijkbaar toch wat te ver. Maar de Vrijheid en Broederschap in de vorm van muze, inspiratiebron en liefdespartner? Geen probleem. Als je 't over wisselende contacten hebt, dan daar wel. De zeventiger jaren parenclubs verbleken er ernstig bij.

 Lee Miller, foto van Leonora Carrington en Max Ernst (1937),
 
Toch ging het die vrouwen wel degelijk om de gelijkheid. Zo blijkt in die voorbeeldige expositie in Utrecht. Carrington vond het, ondanks haar liefdesrelatie met de veel oudere Max Ernst, maar onzin als muze te worden gezien. 'Ik had geen tijd om iemands muze te zijn, ik had het te druk met rebelleren tegen mijn familie en leren om kunstenaar te zijn.' Dat haar olieverven de laatste jaren voor een paar miljoen over de veilingtoonbank gaan, zal ze toen niet hebben kunnen bedenken.

Leonora Carrington, Oink (They Shall Behold Thine Eyes) (1959),
Centraal Museum, Utrecht

Ook is daar de mij uit het hart gegrepen uitspraak van Dorothea Tanning. Een groot voorstander van gelijkheid die de benaming 'vrouwelijke kunstenaar' ver van zich wierp. 'Het is net zo'n contradictio in terminis als 'mannelijke kunstenaar' of 'olifanten-kunstenaar'. Je bent misschien een vrouw en je kunt een kunstenaar zijn; maar de één is een gegeven en de ander ben je.' Zelf noem ik me ook altijd een kunstenaar en geen kunstenares. Dat laatste verfoei ik echt. Maar vaak heb ik 't in mijn blog voor alle duidelijkheid nog over 'vrouwelijke kunstenaar' omdat menigeen bij 'kunstenaar' meestal toch automatisch een man voor zich ziet.

Dorothea Tanning, Asleep in the Deep (1947),
Centraal Museum, Utrecht

 Leonor Fini, la Bergère des Sphinx (1941),
Centraal Museum, Utrecht

En Leonor Fini? Die zag zichzelf als autonome vrouw met volledige zeggenschap over zichzelf. Dat blijkt ook wel uit haar leven. Maar dat is een toekomstig verhaal. Binnenkort in dit theater, zogezegd. Met dan daarin misschien ook gelijk het veilingresultaat van onderstaand schilderij. Begin juli bij Sotheby voor een schatting tegen de $600.000. Schijntje toch?

Leonor Fini, La terrasse
In ieder geval had Leonor een pesthekel aan André Breton vanwege zijn ideeën over de vrouw als muze. Ze weigerde zichzelf daardoor dan ook als surrealist te zien. Macho Dalí vond wel van haar dat ze als kunstenaar 'beter was dan de meeste anderen, maar talent zit nu eenmaal in de ballen'. Ach ja! Hij zag de figuurlijke ballen bij haar niet.
Leonor Fini

Zo ging dat dus. De mannen speelden graag haantje de voorste en kunstrecensenten, toen natuurlijk allemaal mannen, gingen daarin gretig mee. Maar gelukkig is daarin sinds de jaren 80 langzaam aan verandering gekomen. Nu zijn al die vrouwelijke surrealisten na hun dood bezig met een gezamenlijke opmars. Een soort surrealistische dance macabre. Want ga maar na.

Begin 2017 waren Leonora Carrington, Leonor Fini, Dorothea Tanning al, zij het schaars, vertegenwoordigd op een expositie over surrealisme in Museum Boijmans van Beuningen.

 Leonora Carrington, Are You Really Syrious, (1953),
Museum Boijmans

Dorothea Tanning, Voltage (1942), Museum Boijmans
 Leonor Fini, Due Donne (1939),
Museum Boijmans

Toen ik in 2018 het Juan Míro Museum in Barcelona bezocht, werd ik blij verrast door een speciale expositie over  de Amerikaanse vrouwelijke fotograaf Lee Miller en het surrealisme in Engeland.


 Eileen Agar, Quadriga (1935), ook op die
expositie in Madrid
In 2019 was er een grote tentoonstelling over de Amerikaanse Dorothea Tanning in het bekende Tate Modern in Londen en een over Française Leonor Fini in New York. Nu nog net loopt er in Frankfurt 'Fantastische Frauen' met daarin veel van de namen van hierboven. Vanaf augustus te zien in Denemarken. En tot september in Utrecht dus 'De Tranen van Eros'.
 Meret Oppenheim, ontwerpen uit 1935-40, pas uitgevoerd in 2003,
Centraal Museum in Utrecht
deel van de expositie

Daarbij heb ik 't ook nog niet eens gehad over de aandacht in die expositie voor het LHBTI-gehalte van de surrealistische gemeenschap destijds. Lesbisch, homosexueel, bisexueel, transgender en interseksueel, ze liepen als kunststroming duidelijk heel ver voor de troepen uit. Maar Bob Dylan zong lang geleden al The Times They Are a-Changin'. Tot volgende week.

TOOS

dinsdag 23 juni 2020

Moesman en de Museumhonger óftewel Surrealistische Vrouwen zijn Hot


'Huidhonger' mag van mij het mooiste nieuwe woord van 2020 worden. Nu al. Want klinkt dat woord niet heel erg veel leuker dan het door de coronaperikelen zo langzamerhand toch wel erg afgesleten 'knuffelen'?
Voor mij persoonlijk zou 'museumhonger' dan trouwens geen slechte keus zijn voor de tweede plek. Maar zoals gezegd, dat is echt persoonlijk. Want honger naar musea na onze intelligente lockdown zal voor een behoorlijk deel van de Nederlandse bevolking toch even wat minder prioriteit hebben. Dat ik al een paar jaar na mijn geboorte behept bleek met een overmatig groot kunstgen? Tja, iedereen heeft wel ergens een handicap.

mijn museumhonger stillend in het Centraal Museum in Utrecht
Mooi dus dat ik mijn museumhonger sinds kort weer mag uitleven. Ik deed hier al verslag van mijn bezoek aan het Rijksmuseum direct na de lockdown opheffing. Met daarin verwerkt een speciale Efteling-ervaring wat rijen en wachten betreft. Dus toen ik vier dagen later de ingang van het Utrechtse Centraal Museum in de verte zag opdoemen, was ik sterk benieuwd naar de logistieke gang van zaken daar. Geen enkel probleem zowaar. Tijdslot oké, pijltje volgen, het nieuwe ritueel van handjes met gel opschonen, het gratis online-ticket tonen in combinatie met de Rembrandtkaart en op naar 'De Tranen van Eros- Moesman, surrealisme en de seksen'.
reproductie van 'Bijeenkomst van vrienden' van Max Ernst (1922)
waarop al veel leden van de toekomstige surrealistengroep van 1924
deel van de prachtig ingerichte expositie
de bijna surrealistische inrichting
Want daarvoor kwam ik. Zeker omdat Nederlands enige echte en bekende surrealist, de Utrechter Joop Moesman, daarin de hoofdrol speelde. Maar meer nog eigenlijk vanwege de speciale aandacht voor vrouwelijke surrealisten. Een in de kunstgeschiedenis weggeschreven groep kunstenaars die nu extra in de lichtspots werd gezet. Die groep is namelijk de laatste paar jaar ineens heel erg hot geworden in de museum en veilingwereld. En terecht! 
bij een werk van Leonor Fini, één van mijn favorieten
dat zelfportret uit 1922
 Daarover later meer. Nu eerst Moesman (1909-1988). Een nogal gecompliceerd mens, maar als jongen al een overduidelijk schilderstalent. Dat zegt bijgaand zelfportret wel dat hij op 13-jarige leeftijd maakte met een olieverfkistje dat hij voor zijn verjaardag kreeg van zijn vader. Die, van beroep tekenaar en steendrukker, dat talent natuurlijk wel onderkende.
Rond 1930 ontdekte Moesman het surrealisme. Een tak van kunstsport die ontstond in het Parijs van 1924 op initiatief van schrijver André Breton. En daarna groot werd gemaakt door onder anderen Salvador Dalí, Max Ernst en René Magritte. Mannen allemaal, die nu niet meer uit de musea zijn weg te denken.
op de expostie Salvador Dalí,
La mémoire da la femme-enfant (1929
Max Ernst, La joie de vivre (1936-37)
 René Magritte, La race blanche (1937
De dromen in ons onderbewuste, waaronder ook seksuele fantasieën, wilden ze zichtbaar maken om op die manier de geest vrij te maken. Vrouwen speelden daardoor een belangrijke rol bij die mannelijke surrealisten van het eerste uur. Maar dan alleen als muze en inspiratiebron. Dat er ook kunstenaars onder hen waren?  Hoezo? Vrouwen waren toch vooral een object om vaak naakt weer te geven in allerlei onbestaanbare, droomachtige vormen in een verder ook surreële omgeving?

Toen Moesman voor het eerst zwart-wit foto's van die schilderijen zag, wist hij 't. Dit wil ik ook. Onder de noemer van surrealisme kon hij de gecompliceerde gevoelens kwijt waar hij mee zat. Zoals bijvoorbeeld zijn niet altijd even makkelijke verhouding met vrouwen. Een volgens de verhalen nogal dominante moeder, een verloofde die van haar ouders niet met hem mocht trouwen en daarbij nog zijn hang naar sadomasochisme. Nou, dan kon je in het calvinistische Nederland van de jaren 30 je borst wel natmaken voor een schandaaltje hier en een schandaaltje daar als je dat in schilderijen verwerkte. Zoals in 1933. Toen de directie van Amsterdamse Stedelijk Museum bij een tentoonstelling onderstaand schilderij verwijderde.
Moesman, Namiddag (1932)
Want pervers en onsmakelijk! Dat was het oordeel van pers en bestuurlijke instanties. Wat ze in deze amorfe vorm zagen, zei natuurlijk ook direct heel veel over hun eigen onderbewuste. Wat mij betreft dus gewoon touché voor het surrealisme. Maar Moesman ging onverdroten verder op de ingeslagen weg en heeft nog heel wat iconische schilderijen gemaakt die nu onverbrekelijk verbonden zijn met ons Nederlandse kunsterfgoed. Zoals onderstaande werken waarvan bijna iedereen wel eens het beeld ergens heeft opgepikt.
Moesman, Het gerucht (1937), toen ook al een schandaal waardig
Moesman, Ontmoeting (1932)
Moesman, Avonduur (1962), waarin hij tijdens de seksuele
 revolutie in de jaren 60 iets durfde te tonen van zijn SM gevoelens 
Moesman, Oktober (1965)
Moesman, Zelfportret (1935), geschiilderd toen bleek dat hij
van haar ouders niet met zijn verloofde mocht trouwen
Moesman heeft dus een heel intrigerend en prachtig fijnschildersoeuvre nagelaten. Nu een kern in de collectie van het Centraal Museum en ook kern van de echt heel mooie, tot 16 augustus verlengde tentoonstelling 'De tranen van Eros'. Heengaan!

En de surrealistische vrouwelijke kunstenaars die nu over de hele wereld hot aan het worden zijn? Die moeten toch nog even wachten. Maar dat hebben ze al heel lang gedaan, daar kunnen ze wel tegen. Tot volgende week.
TOOS

dinsdag 16 juni 2020

Aan de binnenkant van mijn Buitenkunst

voorbeeld van Buitenkunst: tweeluik Music II
(op aludibond, 160-240 cm)

Van het een komt meestal het ander. Ook in de kunst. Een waarheid natuurlijk als alle koeien samen in een megastal. Want dat 'het ander', de kunst op alu-dibond uit mijn 'The 70-Series' van 2019 was er mogelijk helemaal niet geweest als dat 'het een', mijn Buitenkunst, niet in 2011 was ontstaan. Als onderdeel van mijn grote expositie 'TOOS-de ontdekkende mens' in Fort Rammekens bij Vlissingen. Twee weken geleden schreef ik er hier al over. Met de belofte er nog op terug te komen. Want achter de voorkant van die Buitenkunst, eigenlijk dus aan de achter- of binnenkant, zitten heel veel verhalen verborgen. Met parallellen voor de huidige financiële corona-problemen.  Zoals bijvoorbeeld dat ene 'dingetje' volgens de leiding van het Vlissingse maritiem muZEEum. Dat moest ik toch nog even weten voordat ik 'ja' zou zeggen tegen hun voorstel voor die expositie.
Fort Rammekens in woestere tijden, links boven de toegang
naar Middelburg
Fort Rammekens nu
Toos van Holstein, steendruk Renaissance, gemaakt
van de grote toegangspoort naar het fort
 Dat 'dingetje'? Het muZEEum zat zelf volop in de financiële problemen en had geen rooie cent beschikbaar voor die tentoonstelling. Die ook geen verkoopexpositie mocht worden. Wel konden ze mij met hun facilitaire dienst gratis bijstaan. Nogal 'een dingetje' dus! Maar toch wilde ik dat fort dolgraag met kunstzinnige ideeën naar mijn hand gaan zetten. En ik had geen wonderlamp zoals Aladin waarbij ik even een behulpzame geest kon oproepen. Dus hoe kwam ik aan harde euro's? Alleen door een stichting op te zetten. Want die was persé nodig om subsidiefondsen aan te kunnen schrijven. Let wel, 't was 2010/11, die wankele periode van omgevallen banken. Financieel verwarrende tijden zogezegd, net als nu. Maar om heel veel correspondentie van de Stichting "Expo Fort Rammekens" ontzettend kort samen te vatten, het lukte. Het VSB Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Rabobank Walcheren, het Familiefonds Hurgronje, Stichting Moerman Promotie Vlissingen, Donkigotte en De Zeeuwse Alliantie, allemaal droegen ze een financiële steen bij.
bezig in de grote binnenruimte bij een paar steigers

opnamen voor de film 'TOOS-the movie' met mijn standin
voor de jonge TOOS
opname voor Omroep Zeeland
Voor steigerbouw, voor film en fotoprojectoren, voor de film 'TOOS- the movie' over mijn werk (zie hier), voor houtconstructies, voor het aludibond met daarop mijn Buitenkunst, voor grote vellen handgeschept papier met inlijstingsmateriaal, voor in kunststof gegoten beelden, voor bouwlampen die alles moesten uitlichten, voor ………… Nou ja, ga maar door. Maar of alles wat ik voor ogen had was gelukt zonder mijn af en toe reddende engel Jacob?
 
overleg met Jacob in het fort
Tja, Gouwe Ouwe wijlen Jacob. Werkend voor het muZEEum en, zoals hij dat zelf voelde, de Heer van Rammekens. Het prototype van de ruwe bolster met de blanke pit, een man wiens gezicht veel over zijn avontuurlijke leven vertelde, een man die ik in mijn hart sloot. Net zoals hij mij ook. Terwijl ik dit zit te tikken, krijg ik weer dat warme, speciale Jacobgevoel. Hij had zijn eigen werkplaats in het fort waar zijn gouden handjes alles konden maken wat ik voorstelde. En als Heer van Rammekens wist hij ook nog allerlei regels bij dat Rijksmonument blijmoedig op eigen wijze te interpreteren. Zat er ergens geen ophangmateriaal op de juiste plaats in zo'n eeuwenoude muur waar dat toch wel heel erg handig zou zijn? Spijkeren en boren mocht niet volgens die regels. 'Wijffie', zei Jacob dan, 'maak je geen zorgen, ik vind wel een oplossing'. Op maandag was het fort altijd officieel gesloten. Als ik dan op de dinsdag weer kwam kijken, zaten er plotseling toch oude, roestige spijkers en haken in zo'n streng gereguleerde muur die ik er eerst echt niet had gezien. Zonder Jacob had 'TOOS-de ontdekkende mens' er anders uitgezien. En dat hij zich voor mij op een speciale ontvangstdag in mijn pand in Middelburg in een echt pak had gehesen? Ik haal me dat zo weer voor de geest in combinatie met dat Jacobgevoel. Maar die Gouwe Ouwe is niet meer, hij is gaan hemelen. Naar een plek met, hoop ik, speciaal voor hem een bruine stamkroeg.
diverse foto's van de opening en de verschillende fortruimtes
de filmzaal
Wat nog wel is? Mijn Buitenkunst natuurlijk. Die in de jaren na 2011 diverse tuinen in Nederland is gaan opsieren. Want bestand tegen weer, wind en zon. Ik denk dat ik er de komende Kunst en Cultuurroute Middelburg op zondag 5 juli maar wat extra aandacht aan ga geven.
En wat ook nog is? Diverse films op mijn YouTube-kanaal. Zoals een video over de expositie en eentje met die basisschoolklas uit Koudekerke en hun Geheime Tekens.


de klas bezig met hun Geheime Tekens
 Oh ja, en natuurlijk dit blog. Want dat is ontstaan in 2011 juist vanwege die tentoonstelling. Maar dat is weer een ander verhaal. Tot volgende week.
TOOS

dinsdag 9 juni 2020

Caravaggio en zijn Corona-perikelen

Caravaggio, Narcissus, nu in het Rijksmuseum

't Zou hier nu opnieuw gaan over mijn Buitenkunst, zo verkondigde ik vorige week. Maar ja, ik kan ook niet buiten kunst. Vandaar een onvoorziene interruptie. De musea mochten namelijk weer open op  1 juni en daar wilde ik dus héééél snel gebruik van maken. Samen met levensgezel trouwens. Die ook zowel binnen als buiten niet buiten kunst kan. Dus zat hij 's morgens 21 mei, de eerste dag dat er weer kaartjes online geregeld konden worden voor het Rijksmuseum, binnen paraat voor zijn pc-scherm. Want we wilden nog snel naar de expositie 'Caravaggio-Bernini, Barok in Rome', die  op 7 juni zou eindigen. En ja! Het lukte om met onze Rembrandtpassen twee gratis toegangsbewijzen te scoren voor dinsdag 2 juni. Binnen het tijdslot van 14.15-14.30 uur. Want zo zijn tegenwoordig de regels in het corona-museumspel en zo moet 't gespeeld worden. Online met een tijdslot en niet anders.
Bernini, Medusa, nu in het Rijksmuseum
Wij lopen dus op 2 juni om 14.14 uur het Rijksmuseum binnen. Dat soort logistiek vernuft laat ik altijd met een gerust hart aan levensgezel over! Kaartjes worden gescand, Rembrandtpas getoond, handjes ontsmet en doorlopen naar die expositie. Ja, had je dus gedacht! In de grote hal stond al een soortement rij. Want 'rij' is tegenwoordig met die 1,5 meter toch wel een wat diffuser en ongeregelder begrip geworden.

 Enigszins in twijfel sluiten we aan. Maar die twijfel verdween snel toen een museummedewerker, laat ik die nr.1 noemen, aan ons een verzoek had. Of we wilden kijken hoe laat 't nu was en hoe laat we de expositie binnen konden lopen opdat we onze wachttijd aan een aldaar geposteerde andere medewerker  konden doorgeven. Dat was voor hun nuttige informatie. Nou, natuurlijk! Wel begonnen we toen enige figuurlijke nattigheid te voelen. Dat was helemaal het geval toen we zo'n 6 à 7 minuten later en na een aantal meters terreinwinst een nogal nonchalant tegen een muur geplaatst Efteling-achtig bordje tegen kwamen. 'Vanaf hier een uur'. Hè? Maar een langslopende medewerker, zeg maar nr.2, wist bij navraag te melden dat dit wel ongeveer klopte.

 De diffuse rij met die grote afstandsgaten schoof inderdaad tergend langzaam op. Medewerker nr.3 kwam langs met klapstoeltjes voor wachtenden die knikkende knieën en vervelende voeten begonnen te krijgen. Levensgezel, die een praatje aanknoopte met medewerker 4 die de klapstoeltjes bij inleveren gelijk weer ontsmette, leerde dat het Rijksmuseum eigenlijk ook in een leerproces zat. Want hoeveel bezoekers kan je in zo'n tijdslot binnenlaten en hoe snel stromen die door in de zalen waar maar weer een beperkt aantal mensen te gelijkertijd mag verkeren? In feite waren we proefkonijnen in een logistiek experiment. Dat Eftelingbordje klopte trouwens. Het duurde inderdaad een uur voor we aan medewerker 5 volgens belofte konden vertellen dat het beloofde uur inderdaad een uur was. Zo bleek de Cruyffiaanse uitspraak 'dat elk nadeel zo ze voordeel heb' toch weer op te gaan. Want hadden we in de tussentijd niet in alle rust met diverse museumsuppoosten gezellig een praatje kunnen maken? Iets wat er anders nooit zo snel van komt.
één groot voordeel van het beperkte aantal toegestane bezoekers:
 je kunt in alle rust kijken
Caravaggio, De doornenkroning, 1603
Bernini, buste van Thomas Baker, rond 1637
En die expositie? Hier tussendoor heb ik al met foto's gestrooid. Interessant, maar geen echte topper. Dat komt ook omdat de allerbeste werken van Caravaggio gewoon vast gespijkerd zitten aan kerkmuren in Italië en op Malta. En omdat Bernini alle Rome-bezoekers natuurlijk al helemaal heeft afgebluft met zijn beroemde, grootse barokfonteinen en beeldengroepen. Daar kom je in 't museum echt niet meer overheen. Wel was voor mij opnieuw duidelijk dat toch maar enkele Caravaggistische schilders in kwaliteit in de buurt komen van hun grote meester. Zelfs al hingen de topwerken van Caravaggio er dus niet.
Orazio Gentileschi (1563-1639) Judith en haar dienstmeid
met het hoofd van Holofernes, rond 1608
dochter Artemisia Gentileschi (1593-1654),
De extase van Maria Magdalena

Annibale Caracci (1560-1609), De bewening van Christus 1604
Maar toch mooi dat Nederlander  Hendrick ter Brugghen (1588-1629) daar zeker  bij hoort.
Hendrick ter Brugghen, De ongelovige Thomas 1622
Hendrick ter Brugghen, Jonge vrouw die een luit stemt 1627
Hoe dan ook, ik liep toch maar lekker rond  in het net weer geopende Rijksmuseum. En dat 's avonds op de 21e juni, dus nadat levensgezel 's morgens die tickets had vastgelegd, bekend werd dat de expositie met alle uitlenen erbij verlengd had kunnen worden tot 13 september? Ach, dat is eigen aan deze telkens opnieuw verrassende coronatijden. Nu hebben anderen ook nog de gelegenheid. Bij een, naar ik hoop, beter logistiek ingespeeld Rijksmuseum. En die Buitenkunst van mij? Tot volgende week.
TOOS