Maria van Oosterwijck, geschilderd door Wallerant Vaillant, Rijksmuseum |
In Dresden, Wenen, Augsburg, Kopenhagen, in de Royal
Collection van het Britse koningshuis, in Kroatië, Montreal en diverse musea
van de Verenigde Staten, op al die plaatsen vind je schilderijen van de
Nederlandse kunstenaar Maria van Oosterwyck (1630-1693). En in ons eigen land?
Alleen het Mauritshuis heeft een bloemstilleven van haar in bezit. Eentje! Dat
hangt dan nog niet eens in het Mauritshuis zelf, maar in de Galerij Prins
Willem V. De wat? De Galerij Prins Willem V, schertsend wel eens de verborgen
parel van Den Haag genoemd. Vanuit het Mauritshuis rechtsaf over het Binnenhof
naar het Buitenhof en daar ligt schuin rechts aan de overkant die in 1774
gebouwde Galerij. Feitelijk het eerste museum van Nederland dat stadhouder
Willem V destijds een paar dagen per week open stelde om een ieder zich aan zijn
grote collectie kunst te laten vergapen. Hutje mutje hangen de wanden daar nu weer
vol met een deel van de Mauritshuis-collectie. Net als toen. Met dus ook dat ene
schilderij van Maria van Oosterwyck in onze nationale collectie. Eigenlijk te
gek voor woorden. Maar dat heeft natuurlijk een oorzaak.
deel van de Prins Willen V Galerij met links in het midden tegen het grote schilderij aan dat enige werk van Maria van Oosterwijck in de Nederlandse collectie |
dat enige schilderij |
Domineesdochter Maria schilderde eigenlijk alleen fabelachtig
goeie bloemstillevens. Net zoals die paar andere nationaal en internationaal
doorgebroken vrouwelijke Gouden Eeuw kunstenaars, die ik een paar blogs geleden
al noemde, zich vooral in stillevens specialiseerden. Met de genreschilderijen
van Judith Leyster als uitzondering (lees hier
maar). Dat vrouwen vooral stillevens schilderden heeft natuurlijk ook weer
een oorzaak. Maar dat is een ander verhaal.
Haar schildertalent kon Maria van Oosterwyck, dankzij de
connecties van haar domineesvader,
ontwikkelen in de ateliers van Abraham van Beijeren (1620/1-1690) en Jan
Davidsz.de Heem (1606-1683/4). Beiden al bekende stillevenschilders. Dat ze
dichter, diplomaat, reiziger, geleerde en kunstliefhebber Constantijn Huygens ook
goed kende, heeft ongetwijfeld bijgedragen aan haar internationale doorbraak.
Want nadat keizer Leopold I van Oostenrijk en de Florentijnse prins Cosimo III
de'Medici werk van haar hadden gekocht, zong haar naam goed rond aan de grote Europese
hoven.
een werk dat eerst was toegeschreven aan Jan van Huysum. Iets dat veel vrouwelijke kunstenaars overkwam, dat je werk later aan mannen werd toegeschreven |
De zaken gingen zelfs zo lekker dat ze zich een duur eigen
grachtenpand in Amsterdam kon veroorloven. En het bleef haar door al die adellijke
buitenlandse aankopen voor de wind gaan toen de economische malaise toesloeg in
en na het zogenaamde Rampjaar 1672. De gebroeders De Witt vermoord, strijd
tussen de Orangisten en Republikeinen, Lodewijk XIV die met zijn Franse troepen
zelfs Utrecht brandschatte, verloren zeeslagen met de Engelsen en Bommen
Berend, de bisschop van Münster, die Groningen aanviel, dat was iets teveel
voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zelfs al was die tijd van de
Gouden Eeuw een heel bijzondere. Een tijd waarin de bloeiende economie ook aan
velen uit de lagere klasse van boeren en arbeiders ten goede kwam. In een land met
een voor die tijd relatief laag analfabetisme. En, ook belangrijk, een verbeterde
positie van de vrouw door grote vraag naar arbeid. Maar ja, al die tegenslagen
in een land afhankelijk van internationale handel, dat was toch iets teveel. Dan
kon je ineens ook weer arm en berooid zijn.
Maar Maria floreerde. Ze kon 't zich zelfs veroorloven
ongetrouwd te blijven wat op zich al bijzonder is. Daarover staat in het
naslagwerk 'De groote schouburgh der Nederlandsche konstschilders en
schilderessen' van Arnold Houbraken nog een leuke roddel.
In haar atelier in Amsterdam keek ze uit
op het atelier van de stillevenschilder en levensgenieter Willem van Aelst bij
wie ze eerst nog assistent was geweest. Deze
kreeg, zo valt te lezen, op een bepaald moment wel ‘bevallen in haar'.
Maria echter,'zedig en buiten gemeen godsdienstig en bijzonder yverig in 't
voortzetten van haar Konst' (zoals het een vrouw natuurlijk betaamt!), zag dit
absoluut niet zitten, maar liet 't niet blijken. Zij maakte met Willem de afspraak
dat, wanneer hij een jaar lang elke dag een aantal vastgestelde uren zou
schilderen, zij hem wel te woord wilde staan ‘om van minnery te spreken'. Als
zij op die vastgestelde uren naar hem riep in zijn atelier en hij niet
antwoordde, zette ze een streepje met krijt. Na een jaar stonden er evenveel
streepjes ‘als er staan op de Schuldly van een Antwerpsche Herberg, die
rykelijk is beneeringt met Schilders kalanten'. Van Aelst kon het dus wel
schudden en berustte in zijn lot.
Is 't eigenlijk niet heel erg beschamend dat er over zo'n
in Europa beroemde 17e eeuwse Nederlandse vrouwelijke kunstenaar nooit een
behoorlijke tentoonstelling is georganiseerd? Kom op museumcuratoren, doe er
wat aan! Tot volgende week.
TOOS
Geen opmerkingen:
Een reactie posten